Oud en Nieuw
Ringen
In Limburg was het zogenaamde ‘ringzingen' decennia lang onlosmakelijk verbonden met Oudejaarsdag. Kinderen trokken zingend rond om ringen (een soort krakelingen) te verzamelen. Deze ringen werden ook in de herbergen geserveerd bij een borreltje.
Pork
In de omgeving van Den Ham en Vroomshoop was pork een bekende en geliefde Nieuwjaarslekkernij.
Het was op de laatste dag van het jaar dan een drukte van belang in de bakkerswinkel waar iedereen de benodigde ingrediënten, meel, krenten, rozijnen en gist, kocht.
Brabantse koeken
In Noord- Brabant werden Nieuwjaarskoeken gebakken in de vorm van een ovaal of een hart. De koeken werden met glazuur beschreven, soms met de letters ZN of voluit: Zalig Nieuwjaar.
Patroonsdeeg uit Tilburg
Bakker J. Maas uit Tilburg was tevens lid van de gemeenteraad. Hij vond het een goede gewoonte om jaarlijks op Nieuwjaarsdag de burgemeester een Tilburgse Nieuwjaarskoek te schenken. Daarop waren in fraaie letters de woorden ´Ten geschenke´ geschreven.
Wat het recept van de koek was, is niet bekend. Wel is duidelijk dat één van de bestanddelen zuivere honing was.
Er werden zowel kleine broodjes gemaakt als grote van soms wel 7 pond of 10 pond zwaar. Ze waren altijd ovaal van vorm.
Het ging hier om een typisch patroonsdeeg dat geheim was en van generatie op generatie werd doorgegeven. Dit patroonsdeeg werd al in september klaargemaakt omdat het moest rijpen in een enorme trog waarin 3000 kilo verwerkt werd.
Dat recept was een soort fabrieksgeheim. Als in bakkerij Maas het deeg voor de Nieuwjaarskoeken werd gemaakt, mochten geen onbevoegden aanwezig zijn. Alleen bakker Maas, zijn broer en een van zijn zonen, die ook bakker was, kenden het geheim van dit recept.
Tussen Kerst en Nieuwjaar kwamen er speciale suiker- en eiwitspuiters om de koeken te garneren en van de opschriften te voorzien. De meest gangbare zin ‘Gelukkig Nieuwjaar' voor de protestanten, ‘Zalig Nieuwjaar' voor de katholieken.
Maar ook andere wensen werden op bestelling gespoten. Vele Tilburgse fabrikanten zonden aan hun relaties boven de Moerdijk zo'n Nieuwjaarskoek, die geen speculaas, geen duivekater, geen taaitaai is, maar in smaak aan alle drie herinnerde.
Volgens kenners smolt de koek op de tong, was hij bros als beschuit en toch buigzaam, terwijl hij gerust maandenlang kon worden bewaard.
Nieuwejaren
Bakker Verschuren in Fijnaart maakte voor het eindejaarsfeest steevast Nieuwejaren. Ze leken qua vorm op de Hollandse duivekaters.
De folklorist D.J. van der Ven kwam dergelijke Nieuwejaren tegen met daarin een aarden pijpensteeltje verwerkt. Wat daarvan de functie of de symboliek was, werd ook hem niet duidelijk.
Knapkoekjes
In Smilde werden rond Oud en Nieuw volgens een eenvoudig recept knapkoekjes gebakken. De koekjes met gekartelde randen stonden in de volksmond bekend als ‘harbargies'.
Ze werden gemaakt van wat meel en water en stroop, in grote hoeveelheden gebakken en in een ton voor de bakkerij te koop aangeboden. Ook werd er veel weggegeven als Nieuwjaarspresentje.
Worstenbroodje
Een hartige, stevige hap is onontbeerlijk rond Oud & Nieuw, vooral als kou en alcoholische dranken samen komen. In Brabant kent men de hartige worstenbroodjes als lekkernij rond Kerst en Oud & Nieuw maar ook in de Carnavalstijd.
Ook hier weer kan het broodje gezien worden als een verwijzing naar de heidense offermaaltijden.
Ze verschenen zo rond 1920/ 1930 als concurrent van het saucijzenbroodje dat voor velen te duur was. Als vulling wordt meestal varkensgehakt gebruikt.
Roermonds wikkelkind
De vorm van het wikkelkind (ook wel bakerkindje genoemd) als banketproduct stamt uit de tijd van de oude Grieken en Romeinen. Men was in die tijd gewoon om pasgeborenen in doeken te wikkelen om ze te beschermen tegen geesten en te voorkomen dat hun ledematen zouden kromgroeien.
De bakkers haakten hierop in door met de hand wikkelkindjes van brood te bakken als geboortegeschenk.
Naderhand werden fraaie vormen van steen of metaal ontworpen waarin een banketproduct werd gebakken, gemaakt van eierbeslag met krenten en hier en daar marsepein.
In Roermond was het tot de Tweede Wereldoorlog traditie bij de geboorte van een kind of met Nieuwjaar aan vrienden en kennissen een wikkelkindje te geven.
Het wikkelen diende in ons land om het kind te beschermen tegen tocht tijdens de weg naar de kerk, waar het kind gedoopt zou worden.
Het Roermondse wikkelkindbrood was bedekt met suiker.
Timpen
Het timpenbrood en de kleinere timpjes vormen een herinnering aan de vroegere dieroffers en behoren tot de groep ‘scheenbeengebak', net als de duivekater. Ze worden ook wel timpkes of timpstoetjes genoemd. Meestal worden ze gekenmerkt door een ruitvorm.
Men at ze met name rond Kerst en Oud en Nieuw.
Strijne of strene
Een typisch Limburgs Nieuwjaarskoekje is de strijne of strene. Hoe het er uit zag of uit welke ingrediënten het koekje bestond, is niet bekend. Wel is volgens folklorist Nannings waarschijnlijk dat de naam afkomstig is van het woord ‘étrennes', dat 'geschenken voor de Nieuwjaarstijd' zou betekenen.
Spekkedikken
Spekkedikken is een typische Groningse oudejaarslekkernij. Dit waren dikke koeken waarin plakjes worst en spek werd meegebakken. Ze hadden een diameter van zo'n 15 cm. Het beslag bestond uit grofgemalen roggemeel met stroop.
Eén van de bakgeheimen was, dat het spekkedik-ijzer (een soort wafelijzer) steeds met slaolie werd ingesmeerd. Ook doopte de bakster of bakker ieder stukje spek eerst in de olie voor het aan het beslag toe te voegen.
Ollewieven
Typisch Groningse Nieuwjaarskoekjes waren de zogeheten ‘ollewieven'. De volkskundige Catharina van der Graft dacht dat deze koekjes van oorsprong een menselijke vorm hadden als herinnering aan het vrouwenoffer in de tijd van de Germanen. De koekjes werden gebakken van roggemeel, stroop en anijs.
Nujaor
In het Limburgse Susteren was het tot in de eerste helft van de vorige eeuw gebruik dat kinderen op Oud- of Nieuwjaarsdag een bezoek brachten aan hun peetoom of peettante.
Daar krijgen ze als geschenk een zogenoemde ‘Nujaor'. Dit was een pop gemaakt van witbrood. Het bijzondere was dat het broodfiguur twee hoofden had. De reden hiervan is niet bekend. Misschien een verbeelding van het oude en het nieuwe jaar?
Volgens diverse verhalen zou het gebruik al van heidense oorsprong zijn en at men het brood onder een heilige eik.
Hoe het ook zij, de pop was een bijzonder geschenk omdat het eten van witbrood nog steeds in die tijd als een luxe werd beschouwd.
Nieuwjaarsplats
In het Limburgse Horst kochten de kinderen die niet meer thuis woonden vroeger een Nieuwjaarsplats. Dit was een groot, rond rozijnenbrood dat speciaal bestemd was voor de ouders en werd overhandigd ter gelegenheid van Oud en Nieuw.
Molenkoeken
In Limburg waren niet alleen de vlaaien populair aan het einde van het jaar maar ook de zogeheten Molenkoeken.
In deze provincie was het traditie dat de molenaars aan het einde van het jaar Molenkoeken uitdeelden aan hun klanten.
Limburgse stevensmannen
Wat de stoetkereltjes voor Groningen waren, zijn de stevensmannen onder hun verschillende benamingen voor Midden- en Zuid-Limburg.
Ze werden rond Oud en Nieuw gebakken ter ere van Sint Stephen wiens naamdag op 26 december valt.
Stevensmannen zijn broodfiguren van witbrood, in de vorm van een man. Hij kreeg een wit pijpje van klei mee en een groen twijgje onder zijn arm.
Ze worden ook buikmannen, ziepesjprengerts of stevensmannen genoemd en zijn veel corpulenter dan de wat magere Groningse stoetkereltjes. Op de borst dragen ze vaak een kruis en soms zijn ze versierd met blauw en rood papier of zijden linten.
De stevensman behoorde tot de Limburgse ‘mennekes', een verzamelnaam voor al het folkloristische wintergebak. Daartoe behoorden ook varkentjes van taaitaai, een molentje, een schip, een wieg met een wikkelkind of een Sinterklaasvrijer.
De schrijfster Maria Koenen heeft in haar roman "De korrel in de voor" een passage gewijd aan het bakken van de stevensmannen op de boerenhoeve:
"Daar voerde dan op een der laatste dagen van het oude jaar Plonia de heerschappij en zij had aan de drummels verboden: Kijken wel, maar vingers thuis! Nu, het kijken is er zo veel, dat het verbod voor de handjes niet te zwaar valt. De stevens hebben een dikke, ronde kop, een vollemaansgezicht met ogen, neus en mond van krenten en klontjes, uitstaande stompe armen en even stompe X-benen. Hun jas is van suikerglazuur met knopen en een kraag van gekonfijte kersen en sukade, één voor vader, één voor nonk Perenaar, één voor tante Stefanie, één voor hun meester Gregoire. De drummels weten het precies en verheugen zich al op het feestelijk rondbrengen van al die stevensmannen en het wensen van "zielig Nujoar".
Dukatenkakker
De dukatenkakker was niet alleen in Nederland maar ook in Duitsland en Frankrijk eeuwenlang een favoriet product voor de viering van huwelijken en Oud en Nieuw. Het betrof een hurkende figuur die dukaten of munten poepte. Door dit brood als geschenk te geven, wenste men de ontvanger financiële voorspoed en geluk. Er wordt beweerd dat dit broodfiguur uit het begin van de 18e eeuw zou dateren en zijn bestaan te danken heeft aan de windhandel. Er zijn echter oudere dukatenkakkers bekend, zowel uit de Duitse marsepeinfabricage in Dresden als uit de Franse chocoladebranche. In Frankrijk heet de dukatenkakker ‘Mal propre’.