Pinksteren
Inleiding
Luilakmorgen
Van oudsher is het Pinksterfeest het hoogtepunt van de lente dat gepaard ging met tal van folkloristische gebruiken. Omdat de natuur rond Pinksteren op haar mooist is was het gewoonte, evenals met Hemelvaart, vroeg op te staan om een wandeling door bossen en velden te maken. Wee de langslaper, die met Pinksteren niet vroeg uit de veren was. Overal, waar een langslaper vermoed werd, werd met forse hand aan de bel gerukt of werd een handvol kiezel tegen de ruiten van de slaapkamer geworpen, terwijl een fikse roffel op de deur evenmin tot de uitzonderingen behoorde.
Soms werd de luilak zelfs verrast met een bos brandnetels of een dode rat aan de deurpost. Bij al deze ‘vermakelijkheden' werden luilakliedjes gezongen, die zo lang werden aangehouden, totdat de langslaper zich voor het venster vertoonde.
Iedereen, die in vroegere tijden op Pinksterzaterdag te laat op zijn werk of in school kwam, werd veroordeeld tot een traktatie. De Luilakmorgen is nog niet geheel in vergetelheid geraakt; in de Zaanstreek en in sommige wijken van Amsterdam zijn nog enkele herinneringen aan deze oude gewoonte overgebleven.
Joodse oorsprong
Pinksteren of Sinksen werd ook nog wel Bloeifeest, Bloemenpasen, Bloemenoosteren, Roospasen of Snijfeest genoemd.
Pinksteren vindt zijn oorsprong in één van de pelgrimsfeesten die het joodse volk vierde. Het 'feest van de oogst' of het 'wekenfeest' volgde 50 dagen na het feest van de ongedesemde broden, op het einde van de graanoogst. Met dit festijn bedankten de joden hun God, Jahwe, voor de oogst.
Vanaf de 2e eeuw na Chr. kreeg het wekenfeest een andere betekenis en kwam de nadruk te liggen op de herdenking van het sluiten van het verbond tussen Jahwe en Israël. De
christenen namen deze feestdag over om de nederdaling van de Heilige Geest over de apostelen te gedenken
Deze herdenking valt altijd op de vijftigste dag na Pasen.
Pinksterbruid
Als symbool van de lente werd in vele streken van het land het lieftalligste meisje van het dorp uitgeroepen tot Pinksterbruid. Opgesmukt met lentebloemen en omhangen met een krans maakte de jeugd met de Pinksterbloem, zoals de bruid genoemd werd, een rondgang door het dorp. Soms werd daarbij een inzameling van lekkernijen gehouden, die later op de dag onder de jeugd werden verdeeld. In Limburg werd de Pinksterbruid in een draagstoel meegevoerd; zij was gesluierd en men kon de bruid bewonderen, nadat men versnaperingen had aangeboden.
Pinksterkroon
Vroeger was het ook gewoonte met Pinksteren een kroon in dorp of stad aan te brengen, waaronder de Pinksterbruid plaats nam. Alle kinderen dansten dan rond de kroon, die versierd was met bloemen, gekleurd papier dennengroen en slingers.
In Ruurlo, Lochem, Hengelo en Deventer werden deze tradities nog lang in ere gehouden, zij het met enige variaties. In Hattem werd de kroon over de weg gespannen.
In veel gevallen was de Pinksterkroon een gevolg van het verschuiven van de meiboomviering.
Op de avond van Pinkstermaandag sneuvelde de Pinksterboom door verbranding of door de kroon in de IJssel te werpen.
Nog enkele gebruiken
In veel Groningse gasthuizen werden de oudjes getrakteerd op de feestdagen. Met Pasen, Pinksteren en Nieuwjaarsavond kwamen er witte broodjes op tafel en de Sint Maartensgans of
-eend was een traditionele lekkernij. In Hoorn werden handjessamen gebakken maar over dit bakproduct is verder niets bekend.
Aan het Franse hof gebruikte men in de Vastentijd messen met ebbehouten heften, met Pasen messen met ivoren heften en met Pinksteren messen met halfzwarte, halfwitte heften.